
Jurisprudentie
AE9558
Datum uitspraak1999-05-18
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers239/99
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers239/99
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eén geringe boete voor rijden onder invloed (misdrijf) is onvoldoende als afwijzingsgrond.
Uitspraak
Gerechtshof te Amsterdam
Tweede meervoudige burgerlijke kamer
Arrest van 18 mei 1999
in de zaak onder rekestnummer 239/99 van:
X.,
wonende te P.
APPELLANT,
procureur: mr. W.J.J. Lamers.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Appellant is bij op 17 maart 1999 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de beslissing van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 9 maart 1999 onder rekestnummer 54233/FT RK 99-10, waarbij het ten behoeve van appellant ingediende verzoek strekkende tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
1.2 Het verzoek is in hoger beroep behandeld op 23 april 1999 en op 18 mei 1999. Verschenen zijn toen appellant en mr J.S. Dallinga, advocaat te Heemskerk.
2. De gronden van de beslissing
2.1. Op grond van de inhoud van de schriftelijke stukken en hetgeen tijdens het onderzoek in raadkamer naar voren is gekomen, wordt het volgende overwogen.
2.2. Gelet op de finaniële situatie van appellant, als blijkend uit de door hem overgelegde bescheiden, is redelijkerwijze te voorzien dat appellant niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, zodat grond aanwezig is voor toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het ten behoeve van appellant ingediende verzoek kan onder meer worden afgewezen wanneer aannemelijk is dat appellant ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest. De schuld ten aanzien waarvan de rechtbank het ontbreken van de goede trouw heeft aangenomen betreft een boete voor het rijden onder invloed. Het boetebedrag was fl 250,= en is door betalingsachterstand opgelopen tot thans f 822,=. Het hof is van oordeel dat het ontstaan en onbetaald laten van deze schuld, gelet op de overige omstandigheden van het geval, onvoldoende aanleiding is om het inleidend verzoek af te wijzen. Ook overigens is niet gebleken van gronden om het verzoek af te wijzen.
2.3. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing waarvan beroep moet worden vernietigd en dat het inleidend verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog dient te worden toegewezen.
3. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beslissing waarvan beroep;
verklaart van toepassing de wettelijke schuldsaneringsregeling voor X. voornoemd;
verwijst de zaak naar de arrondissementsrechtbank te Haarlem om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene.
Dit arrest is gewezen door mrs Bockwinkel, Visser en Bannier en is op 18 mei 1999 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr Don als griffier.

